Portret
De mens is het meest gefotografeerde onderwerp ter wereld. Nu is niet elk van die opnamen een portretfoto, maar een groot deel valt toch wel onder die noemer, ook al hebben we hem snel en spontaan genomen met een eenvoudige camera of smartphone. Met een klein beetje hulp kun je je model leuk en aansprekend in beeld brengen.
Om snel aan de slag te kunnen en daarbij de grootste valkuilen te vermijden, volgen hier tien portret-tips!
1 Scherptediepte
Bij een portretfoto draait alles om de aandacht voor het model of een onderdeel daarvan. Deze aandacht kunnen we sturen met de onscherpte van de achtergrond. Hoe groter de sensor en hoe groter het diafragma, des te meer het scherpe onderwerp los komt van de onscherpe achtergrond. Met een camera met een full-frame sensor en een lichtsterke lens (f/2.8 of groter) heb je meer kans op een aansprekend portret dan met de smartphone.
2 Lang brandpunt
Elke lens vervormt en pas bij een brandpunt van 50mm (35-mm eq.) of meer worden de verhoudingen van het onderwerp zoals we die zien met onze ogen. Maak dus geen portret met een groothoeklens, maar gebruik een brandpunt tussen 50mm en 200mm (korte telelens). Neuzen, oren, wangen en kinnen worden dan niet extra uitvergroot.
3 Reflectiescherm en off-camera flits
Voor een mooie portretfoto heb je niet per se een dure studio nodig. Zoek zacht licht op bij een vensterraam. De schaduwzijde kun je dan invullen met een reflectiescherm. Zo’n scherm kun je ook gebruiken (onder het model) als de zon harde schaduwen geeft onder wenkbrauwen, neus en kin. Het invullen van schaduwen kan ook gebeuren met een flitser die schuin naast de camera wordt gehouden.
4 Av- of M-stand
Het diafragma speelt een belangrijke rol in de belichting van een portretfoto. Het bepaalt de scherptediepte en ook het bereik van de flitser. Groter diafragma = kleinere scherptediepte = groter bereik flitser. In de Av-stand (of eventueel M-stand) heb je het diafragma in eigen hand. Let wel dat bij diafragma’s groter dan f/2.8 de scherptediepte zo klein kan worden dat het scherpstellen heel nauwkeurig moet gebeuren.
5 Stel scherp op het oog
Als de scherptediepte klein wordt (5 cm of minder), dan is de keuze van het juiste scherpstelpunt van groot belang. Gebruik de autofocus en stel scherp op het oog. Pas op met herkaderen voor een betere compositie, omdat de scherpstelafstand dan kan veranderen. Gebruik in dat geval een off-center scherpstelpunt, zodat herkaderen achterwege kan blijven.
6 Fotografeer in RAW
Er zijn maar weinig onderwerpen die niet profiteren van de voordelen van RAW. Bij portretten heb je in RAW achteraf nog 100% controle over de witbalans (en kun je eigen cameraprofielen gebruiken). Huidstinten kunnen zo (op een gekalibreerd beeldscherm) geheel naar eigen wens worden geoptimaliseerd.
7 Poseren
Spontaan poseren is niet eenvoudig. Geef als fotograaf aanwijzingen, maar sta ook open voor de wensen van het model. Als deze op het gemak is, dan zie je dat op de foto. Laat een serie foto’s steeds terugzien. Geef een model ‘houvast’ in de vorm van een stoel, tafel, muur. Zorg dat de neus van het model op enigerlei wijze richting het hoofdlicht wijst (van profiel tot frontaal).
8 Achtergrond, achtergrond, achtergrond
Het kan niet vaak genoeg gezegd worden, maar de keuze van de achtergrond is net zo belangrijk als die van het hoofdonderwerp. Vermijd palen, takken, borden of dergelijke die achter hoofden uit kunnen steken. Kies een rustige achtergrond passend bij de context.
9 Houd afstand
Een portret is meer flatteus als gewerkt wordt met een (korte) telelens (± 100 mm). Behalve meer natuurlijke verhoudingen van lichaam en gezicht, is dan ook de afstand tot het model groter. Je bent als fotograaf minder ‘opdringerig’ aanwezig en het model heeft meer bewegingsvrijheid.
10 Vertrouwen
Spontaniteit is één van de belangrijkste ingrediënten voor een goede portretfoto van een niet-professioneel model (familie, vrienden). Wederzijds vertrouwen tussen fotograaf en model is daarbij onmisbaar. De fotograaf kent zijn gereedschap en heeft een beeld in zijn hoofd hoe het portret moet worden. Hij communiceert dat beeld met het model en staat open voor eigen inbreng. Vanaf de eerste foto betrekt hij het model bij de resultaten, zodat ze samen tot een bevredigend ‘eindproduct’ komen.