Deze eerste workshop ging het over kunst-licht en dan met name de controle en kwaliteit van het licht.
Hoe is dat licht te controleren, naar je hand te zetten dat uit je (systeem)flitser komt. Deze flitser zetten we niet op de camera, maar los naast de camera en wordt aangestuurd met een trigger.

Voorwaarden voor volledige controle over de belichting:
– Camera op manual (handmatig sluitertijd en diafragma)
– Flitser ook op manual (handmatige stand om zelf vermogen in te kunnen stellen, geen TTL)

Drie belangrijke eigenschappen/kwaliteit van het licht (voor ons als fotograaf) dat telkens weer voorbij komt:
– Hard licht (kleine lichtbron)
– Zacht licht (grote lichtbron)
– Richting van het licht

Hard en zacht licht:
Het verschil tussen hard en zacht licht wordt veroorzaakt door hoe klein of hoe groot de lichtbron is. Een kleine lichtbron veroorzaakt hard licht en met een grote lichtbron krijg je zacht licht. Dat is vooral te herkennen aan de ‘geprojecteerde’ schaduw. Dat is het schaduw-beeld dat zichtbaar is op de muur bijvoorbeeld. Vaak zie je ook wel een schaduw van de neus ‘geprojecteerd’ op de wang of net onder de neus.

Kleine lichtbron: Veroorzaakt een overgang van lichte gedeelte naar schaduw gedeelte dat abrupt of hard is. Dan spreek je van hard licht.
Grote lichtbron: Veroorzaakt een overgang van lichte gedeelte naar schaduw gedeelte dat geleidelijk of wellicht nauwelijks te zien is. Dan spreek je van zacht licht.

Overgang van licht naar schaduw is vrij abrupt, dus hard licht veroorzaakt door een kleine lichtbron

Overgang licht naar schaduw loopt heel geleidelijk, dus zacht licht veroorzaakt door een grote lichtbron

De praktijk:

Diafragma:
Allereerst kies je een diafragma waarmee je je portret wil gaan maken. Persoonlijk vindt ik het erg fraai om met vrij grote diafragma’s te werken. Dat zijn diafragma’s ergens tussen f/1.4 en f/5.6.

Sluitertijd:
Dan zet je de sluitertijd op bijvoorbeeld 1/60 of 1/125 sec. of sneller, maar niet sneller dan de synchronisatietijd. En ook niet veel langzamer dan die 1/60 sec. omdat dan anders het bestaande omgevingslicht (in ons geval tl-lampen) mee zou kunnen doen in de foto.
Je kan dat controleren door een test foto te maken met je gekozen diafragma en sluitertijd zonder te flitsen. Dan zou de foto gewoon zwart of heeeeeeel donker moeten zijn. Want dan weet je zeker dat al het licht van de flitser moet komen voor een goed belichte opname. Is die test opname nog te licht dan zou je eventueel je iso omlaag kunnen doen als die nog hoog staat (zet ‘m op iso 100). En eventueel wat omgevingslicht, (schemer)lampen uit doen of gordijnen dicht.

Flitser naast de camera:
Op de camera zet je een trigger of een zender, op de flitser een ontvanger. En daarmee ben je vrij om je flitser overal neer te zetten. De richting van het licht op het model is hierdoor eenvoudig te beïnvloeden. Dat is hét grote voordeel van flitser los van de camera te gebruiken.
Als de flitser wel op de camera zit en je gaat verder weg of dichterbij staan bij model dan zal dat direct je belichting beïnvloeden. Maar als de flitser (los van de camera) op hetzelfde punt blijft staan terwijl jij met de camera verder weg of dichterbij komt bij model dan zal dat niet de belichting beïnvloeden. Zo zie je gelijk nog een groot voordeel van flitser los van de camera.

Licht zachter maken:
Natuurlijk gaan we niet direct flitsen. De flitskop is erg klein en zal daardoor erg hard licht projecteren op het model. We hebben gezien dat dat meestal geen fraai portretlicht is voor een normaal portretje.
We gebruiken nu een witte paraplu die we op een afstandje voor de flitser houden (tussen de 50 en 100 cm, ongeveer steellengte). Ik heb laten zien dat dat helemaal geen dure speciale foto-paraplu hoeft te zijn. Gewoon een witte paraplu, waar licht doorheen kan, van de Blokker kan ook. Wel heeft zo’n speciale foto-paraplu als voordeel dat ze gemakkelijker vast te maken zijn aan de statief met flitser en dat ze lichter zijn in gewicht (statief met flitser valt niet zo snel om) en de witte stof maakt het licht wat mooier diffuser.
Nu wordt de paraplu van achteren aangelicht door de flitser en daarmee is de grote paraplu nu de lichtbron voor het model. Hierdoor wordt het licht zachter, want als je de lichtbron groter kan maken dan maak je het licht zachter.

Richting van het licht:
We zetten de flitser bijvoorbeeld een beetje links naast de camera. We maken een testopname. Stel we zien dat de foto te donker is. Dan moet je het vermogen op je flitser hoger instellen (flitser daarom op handmatig). Maak weer een foto. Zo kun je reageren op wat je ziet en of je het flits vermogen hoger of lager moet instellen. Camera laten we op de handmatig gekozen diafragma en sluitertijd staan.

En vind je nou dat de rechterkant nog wat te donker is, dan zorg je dat daar ook wat licht op komt. Niet door de flitser meer licht laten geven, want anders zou de linkerkant te licht worden (die was juist goed belicht). Maar met een reflectie scherm aan de rechterkant zorg je dat er ook wat licht op de rechterhelft van het gezicht komt. De schaduw zal hierdoor lichter worden. Hoeveel lichter, dat hangt af van hoe ver je de reflectie scherm van het gezicht houdt, daar kun je dus mee spelen. Je kan i.p.v. een dure reflectie scherm ook gewoon een groot wit vel papier, een piepschuim plaat, een wit t-shirt of iets anders wat groot en wit is gebruiken.

Positie flitser een beetje links van de camera

Is de rechterkant van gezicht te donker dan kun je eventueel een reflectie scherm gebruiken

Samenvattend:
Zet je camera op manual (handmatig diafragma en sluitertijd)
Zet je flitser op manual (zelf vermogen instellen)
Gebruik je flitser los van de camera.
Maak je lichtbron (flitser) groter door een paraplu ervoor te houden. Maar je kan natuurlijk ook via een witte muur flitsen. Aan de hand van een testopname kun je zien of je het vermogen van de flitser hoger of lager moet instellen. En als de afstand van flitser tot model niet verandert (hoeveelheid licht op model blijft hetzelfde) dan hoef je het vermogen van de flitser niet aan te passen en toch ben je vrij om rond het model te lopen en fotograferen.

Andersom werkt dat ook. Dit is ook de meest gebruikelijk werkwijze.
Zelf blijf je ongeveer vanaf dezelfde plek fotograferen. Model blijft ook op één plek zitten of staan. Op deze manier heb je ook controle over de achtergrond. En zeker bij een serie portretten geeft dat een rustig beeld als de achtergrond hetzelfde is. Je kan het licht gewoon verplaatsen en als je er op let dat de afstand van flitser tot model ongeveer hetzelfde blijft, dan heb je telkens toch een goed belichte opname (alleen de richting verandert). Maak dus een denkbeeldige cirkel rond het model om daar de flitser op te verplaatsen (model zit in het midden van die denkbeeldige cirkel). Zo kun je de flitser overal neerzetten rond het model zonder het flits vermogen aan te hoeven passen.

Zet je de flitser wel dichterbij of verder weg van het model dan verandert natuurlijk de intensiteit, de hoeveelheid licht op het model. Dan zou je eerst weer een test opname moeten maken om te zien of je het vermogen op je flitser hoger of lager moet instellen voor de juiste hoeveelheid licht (juiste belichting). Dat geld ook wanneer je de paraplu eraf haalt of iets anders doet met de flitser waardoor de hoeveelheid licht verandert op het model.

Maar je ziet het grote voordeel om de flitser los van de camera te gebruiken. De vrijheid van bewegen en je bent vrij om te bepalen van welke richting het licht moet komen. Eigenlijk hetzelfde wanneer je gewoon buiten met zonlicht fotografeert. Want daar is de zon (lichtbron) ook los van de camera. 🙂