Met een zeeeeer klein groepje (Ria Koldewee, Rettie Lindeman en Ronald Schönthal) een workshop ‘Portret in de buitenlucht’ gedaan.
Helaas hadden er twee modellen afgezegd, dus dan maar van elkaar portretten maken 🙂
Zoals jullie mij nu kennen heb ik de nadruk bij deze workshop natuurlijk gelegd op licht. De kwaliteit van het licht.
Eerst de camera instellen:
- We zetten de camera in dit geval op diafragma-voorkeuze. Portret foto’s maken is juist erg fraai met een vrij open of groot diafragma (van bijvoorbeeld f1.4 tot max. f5.6). Met diafragma-voorkeuze hebben we daar dus zelf controle over.
- De sluitertijd wordt automatisch door de camera gekozen. Als je ziet dat de sluitertijd eigenlijk te langzaam is om uit de hand te fotograferen, stel dan je ISO hoger in.
- Dan zorg je ervoor dat er maar één scherpstelpunt actief is (niet alle actief waardoor camera er één kiest). Zo heb je zelf de controle om op de ogen te kunnen scherpstellen.
- Voor puur portret kiezen we een objectief dat niet minder is dan 50mm. Kies het liefst lichte tele (70 tot 200mm). En zet altijd de zonnekap op het objectief i.v.m. lens flare.
Zo, camera is nu wel zo’n beetje ingesteld. Nu eens kijken wat we met het licht kunnen doen.
Camera instellen voor een onderwerp en/of situatie zou je eigenlijk zonder nadenken moeten kunnen doen (veel doen, ervaring opbouwen). Je volle aandacht en concentratie zou juist op het onderwerp en de kwaliteit van het licht moeten zitten. Wat voor licht is er en hoe kan ik dat aanpassen als dat nodig is.
Bedenk: aan een foto kun je niet zien hoe de camera stond ingesteld (handmatig, diafragma voorkeuze, sluitertijd voorkeuze, volautomaat of één van de volautomaat pictogrammen zoals sport portret landschap macro enz.), maar je kunt wel aan een foto zien of het licht goed was of niet. Met kennis van licht maak je juist de betere foto’s.
Vier voorbeelden.
Situatie 1:
Hier staat model gewoon in de volle zonlicht. De zon staat links en zorgt ervoor dat het gezicht links wordt verlicht. En omdat de zon een kleine lichtbron is krijg je harde overgangen tussen licht en schaduw (kleine lichtbron = harde licht). Dat het licht hard is kun je duidelijk herkennen aan het ‘geprojecteerde’ brillen-poot-schaduwtje op de linker-wang. Die is scherp, hard getekend. De schaduwzijde, de rechterzijde van het gezicht is vrij donker. Het verschil tussen licht en donker in het gezicht is erg hoog, het contrast is erg hoog.
Situatie 2:
Hetzelfde als situatie 1. Maar nu proberen we met iets dat wit is de schaduwzijde iets lichter te maken. In dit geval hebben we een witte paraplu gebruikt, maar kan net zo goed een wit reflectiescherm, een wit T-shirt, een stuk wit papier of een plaatje piepschuim zijn. Het licht dat op de witte paraplu komt wordt teruggekaatst/gereflecteerd op de donkere schaduwzijde van het gezicht, de schaduwzijde wordt hierdoor wat lichter. Het licht is hiermee niet zachter geworden, want de lichtbron (de zon) is niet verandert. Het schaduw-lijntje van de brillen-poot is hetzelfde als bij situatie 1. We hebben alleen de schaduw aan de rechterzijde lichter gemaakt, dat noemen we ‘het contrast verlagen of verminderen’.
Situatie 3:
Nu kun je diezelfde paraplu ook gebruiken om juist het directe zonlicht tegen te houden. Simpel door te zorgen dat de paraplu tussen de lichtbron (zon) en het gezicht in staat. Het gezicht zit nu in de schaduw van de paraplu. Kijk wel uit dat de paraplu geen kleur heeft want anders verandert het gezicht natuurlijk ook in die kleur, rode paraplu is rood gezicht, blauwe paraplu is blauw gezicht, enz. Natuurlijk kun je wel een zwarte paraplu gebruiken. Nu heb je wel zacht licht in het gezicht gecreëerd. Er is geen ‘geprojecteerde’ schaduw meer te zien, de schaduw van het brillen-pootje is weg. Wel zie je dat linkerzijde wat lichter is dan rechterzijde. Dat komt omdat er ook wat licht ‘door’ de paraplu heen komt. Met een zwarte paraplu zal daar minder licht doorheen komen waardoor het gezicht nog wat egaler zal zijn. Je kunt je voorstellen dat het natuurlijk ook kan met een reflectiescherm of iets anders wat schaduw creëert.
Situatie 4:
Meest simpele en (bijna) altijd en overal toepasbaar zonder dat je er iets bij nodig hebt… Zet het model gewoon in de schaduw, in dit geval van een boom. Maar het kan natuurlijk ook schaduw zijn van een muur, gebouw, standbeeld, enz… De omgeving, dat wel direct door de zon verlicht wordt, is nu eigenlijk de lichtbron geworden voor model. Die ‘lichtbron’ is erg groot, het is immers de gehele omgeving. Dat zorgt voor erg zacht licht in het gezicht. Ook als je een groep mensen moet fotograferen kun je dit heel goed toepassen. Zet ze gewoon in de schaduw.
Omdat de camera zelf een sluitertijd kiest kan het zijn dat de ene opname wat overbelicht is en de andere wat onderbelicht. Dat komt omdat de camera het licht meet van het totale beeld, ook van de achtergrond. Dus als de achtergrond donker of licht is zal de camera dat proberen te corrigeren wat resulteert in een wat over- of onderbelichte opname. Corrigeer dat door alleen gebruik te maken van de belichtingscorrectie instelling op je camera. Op meeste camera’s kun je vrij eenvoudig 2 stops of 3 stops over- of onderbelichten. Vergeet ‘m niet terug te zetten.
Er zijn natuurlijk meer situaties te bedenken (tegenlicht bijvoorbeeld zoals op deze foto), maar die zijn nu achterwege gelaten. Wellicht bij een volgende workshop.